Praktijk

Kennistoets: vragen

Gepubliceerd
7 januari 2013
Mevrouw Riemersma, 62 jaar, komt bij haar huisarts. Ze hoest sinds twee weken, ze heeft hoofdpijn en sinds twee dagen koorts. Drie weken geleden was ze op vakantie in Zuid-Limburg. Ze is bezorgd, omdat ze van de campingeigenaar hoorde dat daar Q-koorts heerst. Ze heeft geen fysiek contact met geiten of schapen gehad. De huisarts neemt Q-koorts als oorzaak mee in zijn differentiaaldiagnose en vraagt serologie aan naar (1) de Brucella-bacterie. Mevrouw Riemersma vraagt of mens-op-mensbesmetting bij Q-koorts ook mogelijk is. De huisarts beweert dat (2) dit de meest waarschijnlijke oorzaak is.
1. Q-koorts wordt veroorzaakt door de genoemde bacterie na 1.
2. De bewering van de huisarts na 2 is correct.
Mevrouw Van Drunen, 67 jaar, belt voor de uitslag van haar sigmoïdoscopie. Deze heeft haar huisarts laten verrichten wegens rectaal bloedverlies. Bij de sigmoïdoscopie is een bloedende poliep gezien die door poliepectomie in zijn geheel is weggenomen. De definitieve uitslag van het weefselonderzoek (PA-uitslag) luidt: ‘tubulaire adenomateuze poliep’. De huisarts vertelt mevrouw Van Drunen dat dit de meest voorkomende darmpoliep is.
3. Deze bewering is correct.
Mevrouw Van Drunen vraagt hoe het nu verder zal gaan. De huisarts legt haar uit dat ze in de toekomst onder controle moet blijven. Hij zegt dat, omdat de oorzaak van het rectale bloedverlies is gevonden, (1) er op dit moment geen verder onderzoek nodig is.
4. De bewering na 1 is correct.
Op het spreekuur komt moeder met Sven die 4 jaar is. Zij is ongerust, omdat Sven regelmatig over zijn eigen benen lijkt te struikelen. De huisarts onderzoekt Sven. Hij laat Sven op de onderzoeksbank liggen en legt zijn benen gestrekt naast elkaar. De huisarts constateert genua valga (X-benen). De huisarts vraagt aan Sven of hij zijn enkels tegen elkaar kan duwen met gestrekte benen. Dit lukt hem niet. (1) De huisarts kan de mediale malleoli wél tegen elkaar aandrukken. De huisarts legt uit (2) dat struikelen een symptoom is dat past bij X-benen. Verder vertelt hij dat X-benen bij Sven op deze leeftijd fysiologisch zijn en vanzelf herstellen. Hij zegt dat (3) verwijzing op dit moment niet is geïndiceerd.
5. Het onderzoek na 1 is geïndiceerd.
6. De bewering na 2 is correct.
7. De bewering na 3 is correct.
De heer Koenders, 54 jaar, heeft een half jaar geleden een myocardinfarct doorgemaakt. Hij is hiervan redelijk hersteld. Hij komt bij zijn huisarts, omdat hij de laatste drie maanden somber is. Na een uitgebreide anamnese constateert de huisarts een depressie bij de heer Koenders. De huisarts bespreekt de behandelingsmogelijkheden met hem. De heer Koenders wil behalve begeleiding door de huisarts ook graag medicamenteuze ondersteuning. De huisarts schrijft (1) een tricyclisch antidepressivum voor. Ze legt de heer Koenders uit wat de bijwerkingen zijn en vertelt (2) dat de eventuele bijwerkingen voorafgaan aan het beoogde effect.
8. De medicatiekeuze na 1 is in dit geval correct.
9. De informatie van de huisarts na 2 is correct.
Tijdens het leergesprek vraagt de aios wat de prognose is bij iemand die voor het eerst een depressie doormaakt. De huisarts geeft aan dat een eerste episode in de meeste gevallen binnen een halfjaar voorbij is.
10. Dit is correct.
De antwoorden staan in een afzonderlijk artikel.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen