Praktijk

Therapiegeloof

Gepubliceerd
10 februari 2005

Het gevaar van fundamentalistische extremisten voor onze maatschappij is niet weg te denken uit het dagelijkse nieuws. Hetzelfde geldt voor nut en onnut van het volgen van een inburgeringcursus. Maar waar ik nog niets over heb gelezen, is de bedreiging die extremisten ook vormen voor de gezondheidszorg. En dan vooral voor de positie van de huisarts. Ik heb het over twee fundamentalistische groeperingen in de samenleving die allebei goed zijn ingeburgerd. De eerste is een meerderheidsgroepering (patiënten), de tweede een minderheidsbeweging (specialisten). Laat ik de patiënten nog een maandje rust geven, en hier alleen het specialistische gedachtegoed toelichten. Voor alle duidelijkheid: het gaat om een N=1-studie. In het nabije ziekenhuis huist een dermatoloog die – binnen zijn al zo risicoloze vakgebied – een speciale hobby voor vitiligo ontwikkelde. Vitiligo is een pigmentstoornis resulterend in witte plekken op het lichaam; meestal slechts enkele plekken, soms zich manifesterend in een uitgebreidere vorm. Van heinde en verre wil hij patiënten lokken naar zijn loket, om hen bloot te stellen aan de zegeningen van de diverse therapeutische mogelijkheden: corticosteroïden, lichttherapie, een combinatietherapie of transplantatie. Op een huisartsen-ontmoetingsdag van het ziekenhuis (iedere collega zou dit ritueel toch minstens één keer moeten bezoeken…) presenteerde deze therapiegelovige de ‘wetenschappelijke stand van zaken’. Wat bleek, voor wie goed oplette? De kwaliteit van studies over de behandeling van vitiligo is, zonder uitzondering, matig. Een RCT ontbreekt. De succespercentages zijn matig tot gering. Als er remissie optreedt, dan is onduidelijk hoe lang deze aanhoudt. Ik concludeerde dus ter plekke: er valt vrij weinig te doen aan vitiligo en de behandelingsresultaten zijn op korte termijn mager en op de lange duur onbekend. En ik zei dat ook. Oom specialist hield echter vol dat er ‘iets’ te doen is aan vitiligo. Letterlijk zei hij: ‘Het is mijns inziens ongeoorloofd om een patiëntengroep van behandeling uit te sluiten.’ Van verbijstering raakte ik op stoom. Onder ‘patiënten’ versta ik mensen die zich bij de huisarts en de dermatoloog melden; voorafgaand aan dat moment is niemand patiënt. Welnu, geen van de aldus gedefinieerde patiënten wordt van behandeling uitgesloten! Advies is ook behandeling. Een groot deel van het werk van de huisarts bestaat uit het overtuigen van de patiënt dat medisch ingrijpen niet nodig is (omwille van het natuurlijk beloop, de disbalans tussen therapie en opbrengst enzovoort). Elke behandeling, anders dan advies, behelst potentiële risico's. Daarenboven: onnodige medicalisering mag geen bijwerking zijn van geneeskundig handelen. De dermatoloog die erin slaagt een patiënt ervan te overtuigen dat deze goed kan leven met zijn (geringe) laesies, is een goede dermatoloog. De vitiligo-patiënt die ervan overtuigd kan worden dat hij de aandoening maar beter kan accepteren dan eraan te gaan sleutelen, is veel beter af dan de smeerder en de bestraalde. De eerste is een mens, de tweede een patiënt. Dermatologen die liefst elke patiënt zouden willen behandelen zijn hobbyisten met onvoldoende oog voor het kernpunt van geneeskunde: niet schaden of nodeloos belasten. Weinig mensen met vitiligo kiezen voor de gang naar een dokter. Weinig dermatologen voelen voor behandeling. Huisartsen zien vitiligo als ‘kleine kwaal’. Gelukkig maar. Maar ‘mijn’ dermatoloog is geen eenling. Hij is een representant van een groep specialisten die het geloof in therapiemogelijkheden almaar aanwakkert, in de moskee van hun spreekkamer. Wat te doen? Hoogervorst bellen? Of toch maar meteen Remkes?

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen